Column: Zwarte Cross
Al weken gonst het dorp waarin ik woon van opwinding. De winkels liggen vol met regenmantels en laarzen. Wanneer ik een bekende tegenkom, is de standaard vraag: “Ga je ook naar de Zwarte Cross?” Dit jaar antwoord ik breed glimlachend: “Jazeker, ik ga ook.” Mijn blijdschap probeer ik zo goed en zo kwaad als het gaat op acceptabel niveau te houden. Maar van binnen juich ik, niet alleen omdat ik naar de Zwarte Cross gá, maar vooral omdat het weer kàn. Het grootste festival van Nederland op twee kilometer van ons huis is mijn mijlpaal. Drie jaar geleden genoot ik voor het laatst van dit festivalfeest. De jaren daarna liet mijn rug het afweten en was er geen sprake van om er ook maar over na te denken het festivalterrein ooit nog onder mijn voeten te voelen.
24 juli 2015 is het dan zover. Met stevige wandelschoenen en mijn rug in een korset gesnoerd stap ik het gedreun van de muziek tegemoet. Ik geniet met volle teugen. De opgerolde vuilniszak in mijn rugtas wacht daar op het moment dat ze eruit mag en ik mijn vermoeide pijnlijke rug op haar te rusten leg. Dat moment is nog niet aangebroken, want we stappen de grote muziektent binnen om ons tussen de menigte te wringen. Samen met mijn lieve vrienden hebben we een stekkie veroverd. Tussen alle benen door zie ik een vrouw op een stretcher liggen. Ik kan mijn ogen niet van haar afhouden. Ik kniel naast haar neer en schreeuw in haar oor of ze misschien last heeft van haar rug. Ze schreeuw terug dat ze een maand geleden geopereerd is aan een hernia. Ik maak duidelijk dat ik ook rugproblemen heb en het heel dapper vind dat ze hier op haar stretcher ligt. Ze schuift een stukje op en gebaard me er ook bij komen. Daar liggen we dan, gezellig in elkaars oor te tetteren tussen het festivalgedruis. Na een poosje wens ik haar nog een te gekke Zwarte Cross en stap ik uitgerust en wel van de stretcher af. Met een warm gevoel van herkenning wandel ik het terrein weer over. Alsof iedereen aan mij gedacht heeft, lopen we twee uur later de `lounge-plaats’ op en liggen er verspreid rond een vijver fatboy`s, hangmatten, kussentjes en kleden. Kletsend met mijn vrienden nestel ik me tussen de kussens om anderhalf uur later weer fris en fruitig te genieten van de bassen en de beats. Later ontdek ik in de theaterweide ook nog een clubje kussens. Zo kom ik deze festivaldag wel door. Laat en vermoeid loop ik `s avonds terug naar mijn fiets met de vuilniszak onaangeroerd in mijn rugtas.
Dinès Quist